In deze korfballoze periode denken we graag terug aan het afgelopen seizoen van de Korfbal League. De briljante acties, geweldige scores en fantastische ambiances staan nog vers in het geheugen. Maar hoe gaat het met de korfballers van weleer? Hoe gaat het nu met … Wim Schaap?
Hij was ooit een groot talent, maar toch kwam hij nooit verder dan bijvoorbeeld zijn generatiegenoten Jan Niebeek en Taco Poelstra. Dat had een reden, maar voor Blauw-Wit was hij al wel vroeg van waarde. “Ik ben zowat op het korfbalveld van Blauw-Wit geboren. Via mijn ouders rolde ik ook het korfbalwereldje binnen en ben ik eigenlijk nooit echt weggegaan bij Blauw-Wit.”
Schaap kijkt met plezier terug op zijn jonge korfbalcarrière. “Ik was een talent. Moeiteloos ben ik elk jaar een stap vooruitgegaan. Zo ging ik van de aspiranten vervroegd over naar de junioren en ook daar heb ik maar één jaar in gespeeld. In mijn jeugdperiode werd ik bovendien ieder jaar geselecteerd voor wat nu RTC Noord-West heet. Daar zaten toen allemaal gasten in die uit hartje Amsterdam kwamen.” En zo werd Schaap de eerste speler die op zestienjarige leeftijd debuteerde in het eerste van Blauw-Wit. “Daar ging eerst nog een gesprek met de voorzitter van de technische commissie aan vooraf. Die kwam bij ons thuis met de vraag of ik dat zou willen. Natuurlijk wilde ik dat, al was ik er niet zo bewust mee bezig dat er een mooie korfbalcarrière zat aan te komen.”
Trainen deed hij wel veel. Ook voor zichzelf. “Ik wilde het hoogst mogelijke bereiken en speelde al voor Jong Oranje. Waar vrienden op zestienjarige leeftijd uit gingen op zaterdag, bleef ik thuis om zondag te kunnen spelen. Je speelde tegen Frits Wip, Roger Hulzebosch en dat soort namen. Dat was een flink niveau.”
Het noodlot
Een zware blessure gooide echter ‘roet in het eten’, zoals Schaap het verwoord. Hij weet nog precies wat er gebeurde. “Het was 9 december 1991. We speelden in een volle Deetoshal, een mooi affiche met 2000 toeschouwers. Ik stond tegen Aad Wolsink en drie minuten na rust gebeurde het. Ik stond stil in de aangeef en hij (Wolsink, red.) liep tegen mijn knieholten aan. Ik passte uit en draaide weg, maar ik voelde in één klap pijn. Ik werd afgevoerd naar het ziekenhuis en daar hebben we een paar testen gedaan. Ze zeiden dat er niks aan de hand was, slechts een kneuzing. Ik was blij, maar had wel een voorgevoel dat dit niet klopte.”
Later kreeg de Amsterdammer ook gelijk. “Op mijn werk werd ik gebeld door Ben Crum, toenmalig coach van Jong Oranje. Op Papendal moest ik maar naar de bondsarts. Er ging een spuit in mijn knie, maar er kwam alleen maar bloed uit. Reken maar dat er iets fout zat. En ja hoor, mijn voorste kruisband was stuk, mijn knieband ook.” In die tijd was het niet vanzelfsprekend dat je een nieuwe kruisband kon krijgen, dus duurde het bijna een jaar voordat Schaap weer op het korfbalveld stond, maar het ging meteen weer mis. “Deze keer stond ik tegen Jan Niebeek, die toen bij Dalto speelde. We gingen het luchtduel aan, maar ik landde verkeerd en klapte weer door mijn knie heen”, vertelt Schaap.
Operatie na operatie
In zeven jaar tijd had Schaap naar eigen zeggen zo’n tien operaties achter de rug. Hij wilde koste wat het kost terugkeren op het hoogste niveau. “Maar er zijn genoeg momenten geweest waarbij je denkt: ‘waar doe ik het voor?’ Ik had een bepaalde drive in me, maar op een gegeven moment heb je dat wel gehad. De laatste twee jaar heb ik nog bij Triaz (ook Amsterdam, red.) gekorfbald in de eerste klasse. Op dat moment ben ik blessurevrij gebleven, dus kon ik het goed afsluiten.”
Of hij veel contact had met zijn generatiegenoten, zijn ex-teamgenoten bij Jong Oranje na zijn blessure? “De verhoudingen waren altijd goed, al spreek ik ze nu vooral in de sporthal etc. Van kinds af aan kende je al die Amsterdammers sowieso wel, je speelde zo vaak tegen elkaar. Bij Oranje kwamen ook altijd de grofgebekte ‘Amsterdammertjes’ binnen. Ik kan me nog wel herinneren dat de jaarlijkse interland werd gespeeld tussen Nederland en België. Ik speelde samen met Taco Poelstra. Twee Amsterdammertjes die frivool aan het korfballen waren. Dat is het mooiste wat je mee kan maken.”
Het trainersvak in
Die tijd ligt echter al ver achter hem en Schaap maakt nu stappen op trainersgebied. Nadat hij gestopt was bij Triaz, kon hij direct aan de slag bij Viko uit Vianen. “We werden gelijk kampioen, twee jaar op rij. Daarna ging ik verder bij Triaz met de jeugd en selectie. Jan Niebeek nam het stokje van mij over, maar daarna keerde ik wel weer terug. In de zaal werden we weer direct kampioen en mochten we naar de hoofdklasse.” Een succesvol begin, maar volgens Schaap ligt dat vooral aan de spelers tot wie hij beschikking had. “Je moet goed met ze kunnen werken. Ze moeten gemotiveerd zijn en hard willen werken. Als je dan ook nog talent hebt, kan je ver komen.”
Na een jaar waarin hij zowel Triaz als Apollo onder zijn hoede had, is hij vanaf komend seizoen de hoofdtrainer van BEP uit Purmerend. “Ik wil er zoals altijd zoveel mogelijk uit halen. En het is een gemotiveerde groep.” Zo bouwt hij zijn trainerscarrière geleidelijk op, maar is de Korfbal League een reële optie in de toekomst? Gaan de tijden herleven, waar Schaap en Niebeek bijvoorbeeld weer tegenover elkaar staan? “Ik zou het heel graag willen, maar je moet ook de kans krijgen. Ik heb veel respect voor Jan, maar ook voor Jaap Lenstra en Ben Crum, twee oud-trainers van mij. Het zijn trainers die spelers wat bij willen leren, iets wat ik ook nastreef.”
Schaap ademt sport en zal dat niet meer loslaten. “Terwijl ik ben opgeleid voor commerciële economie. Ik heb heel wat jaren in de verzekering doorgemaakt, maar dat trok me niet meer, haha”, sluit hij lachend af.
Bron: Korfbal.nl