Het gewone volk stroomt toe
Al kort na de “oprichting” van Blauw-Wit in 1921 werden er plannen gesmeed om aansluiting te zoeken bij een speeltuinvereniging. Een dergelijke aansluiting bood velerlei voordelen. Zo kreeg men een speelveld, nog immer een probleem dat nu moest worden opgelost door het huren van het IJsclubterrein op het Museumplein. Men kon bij de speeltuinvereniging gebruik maken van het clubgebouw en men had zo groter ledenpotentieel.
In 1923 sloot Blauw-Wit zich als onderafdeling aan bij de Westerspeeltuin, waarvan net de korfbalclub “de Wester” was opgeheven. Gespeeld werd er sindsdien aan het J.J. Cremerplein in het Van Lennepkwartier. De club telde in 1926 112 leden, terwijl de eerste sportieve successen werden behaald. Het terrein was echter te klein voor wedstrijden van het eerste, zodat er voor dit team toch moest worden uitgeweken naar de Zuidelijke Wandelweg.
De grootste club van Nederland in een gesloten bouwblok.
In september 1927 werd er daarom aansluiting gezocht (als onderafdeling) bij de speeltuinvereniging “PlanWest”. De meeste leden gingen mee, een klein deel bleef kwaad achter en richtte “de Wester” op. Op het terrein aan de Van Speijkstraat (‘het Park”) begon de bloeiperiode van Blauw-Wit, onder leiding van de voorzitter Joop Westerweel. Het clubhuis (“een houten geval, Ons Honk”) stond aan de Van Kinsbergenstraat.
Op deze plek groeide Blauw-Wit uit tot een echte volksclub, met een almaar groeiende aanhang. De club telde bijna 260 leden en kwam uit met 19 twaalftallen. Het speelterrein lag midden in de wijk, in een gesloten bouwblok, en op ieder moment van de dag trokken er buurtkinderen naar het veldje om er te oefenen. “We hadden niets anders, het speeltuinveld was het enige en we deden er alles voor “.
Bij belangrijke wedstrijden stonden enkele duizenden mensen langs de kant stonden, en ieder clublid herinnert zich het verhaal dat, toen er wegens wangedrag een wedstrijd zonder publiek moest worden gespeeld, de omringende daken en balkons uitpuilden van de mensen.
Onvolledige teams kwamen niet voor, er werd desnoods een brul langs de gevels gegeven en dan doken er altijd een aantal vervangers op. In het krakkemikkige clubhuis was altijd wat te doen, zoals schaken en een kaartje leggen.
Politiek gezien was Blauw-Wit een strikt neutrale club, over politiek werd eigenlijk als vanzelfsprekend niet gesproken. Toch was het iedereen duidelijk dat de meeste leden SDAP stemden, maar er waren ook leden met een andere achtergrond.
Joop Westerweel
Dé personificatie van dit beschavingsoffensief binnen Blauw-Wit was wel de voorzitter, Joop Westerweel. Het was een zeer charismatische, dominante man. Hij werd in 1927 voorzitter, een functie die hij in 1932 neer moest leggen toen hij verhuisde naar Bilthoven waar hij een betrekking aan de idealistische en toen moderne Kees Boekeschool aanvaardde. Hij bleef overigens actief bij Blauw-Wit.
Westerweel verwachtte zeer veel van de korfbalsport: “Korfbal zuivert onze persoonlijke gevoelens, m.a.w. bevordert mensenkennis. Een spel dat zulke hoge eisen stelt aan het moreel van zijn beoefenaars, leert ons vroeg of laat hun karakter kennen. (..) Wat een ogenschijnlijk hechte vriendschappen heb ik zien stranden, nadat korfbal bepaalde waarheden had blootgelegd “.
Dat klinkt wat pessimistisch, maar hij ging er vanuit dat die vriendschappen door korfbal juist zouden groeien. De “eenheidsgeest”, daar draaide het allemaal bij hem om. Onder zijn leiding groeiden de Pinksterkampen in de jaren dertig uit tot de gebeurtenis van het jaar, waarbij bijna de gehele club een week uit kamperen ging en seriewedstrijden speelde. Het eerste kamp vond plaats in Bussum, maar daar mocht men niet meer terugkomen wegens “wangedrag”: “dat velen zich zeer onvoldoende gekleed in het openbaar vertoonden (..) er waren er die weinig meer aan hadden dan een soort zwembroek, was de klacht. Daarna werd het kamp in achtereenvolgens Velsen en Blaricum (het AJCterrein) gehouden. Veel leden bewaarden prachtige herinneringen aan deze kampen: “Hoe heerlijk was het niet ’s avonds rond het kampvuur gezamenlijk te zingen en bij tussenpozen het druisen der zee te horen “
In het clubblad schreef Henk Koeman: “..wij leefden als vrienden en vriendinnen, wij hebben elkaar gesteund door saamhorigheid en vriendschap”.
Joop Westerweel heeft op ieder lid een enorme indruk gemaakt. Op vergaderingen suste hij ruzies, hij stimuleerde kinderen om zich te ontwikkelen en had een groot overwicht. Daarnaast maakte hij zich sterk dat ook werklozen (jaren ’30!) en mensen met een krappe beurs aan het verenigingsleven konden deelnemen. Toen hij aftrad als voorzitter was hij zich ook wel bewust van de rol die hij vervuld had. “Pijnlijk is daarbij, dat mijn wijze van werken zoo geweest is, dat een vervanger voor
een bijna onmogelijke taak staat. Slechts bij een zeer ernstige wil en uitneemende werkverdeeling zal het moogelijk zijn “Blauw-Wit” op het hooge peil, dat bereikt is, te handhaven. Ik zeg dit niet, met de bedoeling me zelf te verheffen maar om de werkelijkheid goed onder ogen te zien”.
“Bij Blauw-Wit kan alles, bij Blauw-Wit slaagt alles prachtig”
Joop Westerweel
Er werd bij het afscheid in gebouw “De Ruiter” dan ook menig traan geplengd. Hij werd opgevolgd door Jo Croese, ook een bewogen idealist.
Het bestuur hield een stevige greep op haar leden. Menigmaal moesten leden zich ten huize van de voorzitter vervoegen, om verantwoording af te leggen over wangedrag. A1 deze ruzies en discussies binnen de club werden minutieus genotuleerd, zodat we bijvoorbeeld nog steeds kunnen lezen dat ene S. Werker in 1933 “Ik zal je een klap op je smoel geven” heeft geroepen.
Ook leden die niet op de wedstrijd verschenen werden krachtig aangepakt, met enige regelmaat lees je over geschorste leden. Als Blauw-Wit tegen Westerkwartier moest spelen, werden de spelers bij de voorzitter thuis toegesproken zich vooral netjes te gedragen. Maar al met al leefde de club en had zij een sterke uitstraling.
Hiervoor noemde Westerweel Blauw-Wit al een succesvolle club. De sportieve successen zouden echter nog moeten komen. In 1936, 1937 en 1938 werd Blauw-Wit Nederlands kampioen.
Sterspelers in die jaren waren de heren Adriaan en Bram de Cocq van Delwijnen, Werker, Gildemeester, de echtparen Helders en Woudstra, mevrouw Tichelaar, mej. Teysse en mej. Douwes.. De club werd geroemd om haar “krachtige en pittige spel”, maar ook vanwege “het langdurig samenspel” en de “grote schotvaardigheid”. Een ander sterk punt was dat vrouwen volwaardig meespeelden. Daarnaast stond Blauw-Wit volgens sommigen bekend om haar sportiviteit. ”Ér werd nooit gemept, gerost”, zegt een voorzitter van een belendende vereniging over Blauw-Wit, al blijkt alleen al uit het voorafgaande dat dit toch wel mag worden gerelativeerd.
Via de markthallen naar de Joos Banckersweg
Toen de gemeente besloot het veld van “PlanWest” te bestraten, moest BlauwWit wel verhuizen. Daarnaast was er ook wel enige wrevel over de betutteling van de kant van de speeltuinvereniging.
Na enige moeite kon BlauwWit in 1941 met 3 andere clubs een terrein aehter de markthallen (Jan van Galenstraat) gebruiken. Dat beviel toch niet echt en al snel kon men een stuk grond achter de Admiraal de Ruyterweg betrekken, dat in het Amsterdams Uitbreidings Plan al als een terrein voor recreatieve doeleinden was bestempeld. De leden hebben toen met een hoop graaf en spitwerk het terrein zelf in een speelveld veranderd: ” de machtige populieren zijn er nog altijd het symbool van”, zoals een lid het later uitdrukte.
Het pas gebouwde clubhuis moest tijdelijk worden verborgen in een kelder aan de Admiraal de Ruyterweg, daar het anders zou worden opgestookt.
Het verenigingsleven kwam langzaam stil te liggen: door deportaties, door de honger, door het onderduiken. Een aantal joodse leden is in de oorlog omgekomen. Enkele BlauwWitters waren actief in het verzet, waaronder Joop Westerweel. Hij is om die rol in het najaar van 1944 gefusilleerd.
Bij de ingang van de Blauw-Wit hal hangt een plaquette ter nagedachtenis aan Joop Westerweel.
‘TER HERINNERING AAN
JO WESTERWEEL
GEFUS. 11 AUG. 1944
IN LEVEN ERE-VOORZITTER
IDEALISME EN STRIJDLUST.’
Bovenstaande informatie is afkomstig uit het artikel “Bij BlauwWit kan alles, bij BlauwWit slaagt alles prachtig” – de geschiedenis van een Amsterdamse korfbalclub van 1916 tot 1941, geschreven door Hans Luiten in februari 2000.