Was Nico Broekhuijsen wel de grondlegger van korfbal?

Van tijd tot tijd komt de vraag voorbij: Hoe is korfbal ontstaan? Zeker met alle publiciteit rond de Wereldkampioenschappen in Taiwan wordt de naam van Nico Broekhuijsen weer regelmatig en met ere genoemd. Hoe belangrijk was hij eigenlijk? En hoe ging dat eigenlijk in
z’n werk, de invoering van korfbal in Nederland? En we mogen als Amsterdamse Korfbalclub Blauw-Wit best trots zijn dat de eerste korfbalactiviteiten op een Amsterdamse school zijn gestart. Overigens was dat lang voordat Blauw-Wit werd opgericht in 1916. De officiële start van korfbal was al 1902.

Geheel toevallig kwam ik via Tonny Verwoert, voorzitter van de AKC Blauw-Wit, in contact met mensen in het Gooi die op de rommelzolder van familieleden een aantal nog niet eerder bekende korfbalfoto’s tegenkwamen. In het Gooi? Ja. Maar korfbal is toch gestart in
Amsterdam. Hoe komen die dan op de Gooise matras terecht? Die vraag vond en vind ik ook interessant. Die twee zaken ben ik gaan uitzoeken.

Hoe zat dat ook alweer met die Nico Broekhuijsen? En wat was er in die tijd in Nederland en Amsterdam aan de hand? Rond de eeuwwisseling was er in Nederland sprake van forse maatschappelijke problemen. Veel mensen waren langdurig werkloos omdat kleinschalige ambachtelijke beroepen steeds meer werden gemechaniseerd. Grote delen van de bevolking, vooral in de grote steden, verpauperden. De lichamelijke toestand van veel kinderen was onrustbarend. Dat viel uiteraard vooral in het onderwijs op. En daar werd alarm geslagen en werden de eerste initiatieven ondernomen om iets aan die toestand te doen. De eerste die actie nam, was leraar Grasé. Hij stelde in een gerenommeerd tijdschrift voor dat de scholen actief moesten worden bij het verbeteren van de lichamelijke gesteldheid van scholieren en dat elke week één middag zou worden besteed aan verplichte beoefening van “openluchtspelen”. De toenmalige burgemeester, Van Leeuwen, nam het initiatief tot het oprichten van de Amsterdamse Bond voor Lichamelijke Opvoeding (ABLO). En omdat er geen kennis en ervaring was hoe die openluchtspelen te organiseren, ging de
ABLO spelleiderscursussen organiseren.

En toen werd een cruciale beslissing genomen. Zou die beslissing niet genomen zijn, dan zou er geen korfbal gesticht zijn zoals wij dat nu kennen. De ABLO schreef voor dat de openluchtspelen geschikt moesten zijn voor meisjes EN jongens. Immers, zij zaten ook in de
meeste scholen bij elkaar in de klas. (Die beslissing leidde er echter ook toe dat in het katholieke zuiden waar meisjes en jongens gescheiden op school zaten, het gemengde korfbal nooit goed van de grond is gekomen. EE). De ABLO vond ook dat de spelvorm een alzijdige lichaamsbeweging mogelijk moest maken. En tenslotte zouden het ook plezierige spelletjes moeten zijn om de jeugd (ook toen al) te kunnen boeien.

In die tijd werden in Nääs, een plaatsje in het zuiden van Zweden, overdag handenarbeid cursussen gegeven. Maar omdat het daar ’s zomers tot laat in de avond licht is en men de deelnemers van drankmisbruik wilde afhouden, werden er ’s avonds facultatieve spelleiderscursussen georganiseerd.

Waarschijnlijk zijn die cursussen geïntroduceerd door enkele Amerikaanse deelnemers, maar zekerheid hierover is er niet, omdat er nooit naar de herkomst van die cursussen geïnformeerd is. Omdat in die tijd basketbal al sinds 1891 in de Verenigde Staten bestond is het niet onwaarschijnlijk dat die cursussen daarvandaan zijn overgewaaid. Zoals bekend is Basketbal nooit gemengd beoefend dus het kan niet anders of er is in Nääs flink geëxperimenteerd.

Deze foto is uit 1907. De wedstrijd is tussen de teams van Reünie en Quick, beide uit Amsterdam. Van Reünie is nog te vermelden dat bij de strijd om het landskampioenschap in 1908 het team van het veld gestapt is na een aantal controversiële beslissingen van de scheidsrechter. Reünie is daarna opgeheven. Van Quick is weinig bekend, behalve dat de naam een tijd later opduikt in Friesland (Quick’21 te Oudega) en in Dordrecht (1925, Quick, later opgegaan in Sporting Delta). Let svp op de speciale kleding met lange rokken voor de dames en hoofddeksels voor de heren. De spelregels zijn nog heel anders dan tegenwoordig en lijken nog het meest op de regels voor Netball, een damessport die tot op de dag van vandaag zeer populair is in Gemenebestlanden, zoals Engeland, Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika.

En wie was de eerste Nederlandse deelnemer aan die spelleiders cursussen in Zweden? Voor zover bekend was dat Nico Broekhuijsen, een jonge, ambitieuze onderwijzer aan de Nieuwe Schoolvereniging, een school in de buurt van het Leidseplein.
Wij zouden nu zeggen dat Nico als eerste het gat in de markt zag. Maar of Nico nu DE uitvinder van het korfbal was, is nog de vraag. In 1902 publiceerde zijn directeur, de heer Vrij, een artikel over het nieuwe spel (het heette toen nog geen sport, EE) in het “Handelsblad” van 30 september 1902. En ook omdat niet onze Nico maar wel de heer Vrij later opdook in de Spelregelcommissie, die later opging in de Technische Commissie, is het aannemelijk dat niet Nico Broekhuijsen, maar de heer Vrij als de eigenlijke ontwerper van de korbalsport geëerd moet worden.

Hoe het ook zij. Zonder Nico Broekhuijsen zou korfbal niet geworden zijn wat het nu is. Met de oudste leerlingen van zijn school regelde hij tegenover de school op een braakliggend terrein op de hoek van de Jan Luijkenstraat en de Van De Veldestraat in september 1902 de wereldprimeur van het korfbal. Inmiddels had hij de metalen ringen uit Nääs vervangen door rieten manden zonder bodem en gezorgd voor een complete terreinafzetting met bordjes A, B en C om de drie vakken aan te duiden.

Twaalftalfoto’s van 4 Amsterdamse verenigingen die elkaar in 1907 in competitieverband tegenkwamen: Quick, Swift (opgericht in 1905 en opgeheven in 1909, heropgericht in 1918 en actief tot op de dag van vandaag), Reünie en DEV. Let op de uitrusting van de scheidsrechter met hoofddeksel. Toch een stuk indrukwekkender dan de outfits van tegenwoordig. Een autoriteit. En verder is te zien dat ook in die tijd velen een probleem hadden met het knopen van hun stropdas.

Het staat vast dat Nico Broekhuijsen geen grote spelregelkenner was. Wat was hij dan wel? Hij was uiterst energiek, ambitieus, eerzuchtig, welbespraakt, een organisatietalent van het zuiverste water. Van allerlei maatschappelijke instellingen, ook buiten Amsterdam, kreeg hij uitnodigingen om “zijn spel”, inmiddels korfbalspel genoemd, te introduceren. Hij slaagde er ook in om cursisten van de inmiddels opgerichte ABLO-spelleiderscursus een aantal openluchtspelclubs te laten oprichten, die zich vooral met het korfbalspel gingen bezighouden.

Zo ontstonden de eerste korfbalclubs, OSCA (Openluchtspelclub Amsterdam) en een club met de bijzondere naam “Wit en Schotsch”, in 1902 voor altijd de oprichters van de Nederlandse Korfbalbond. Die clubs zijn inmiddels al lang van het tonaal verdwenen. Aan de oprichting van de eerste nationale bond werd ook meegedaan door drie Amsterdamse schoolclubs, DEAK (De Eerste Amsterdamse Korfbalclub, de vereniging van de school van Nico Broekhuijsen), DEV (De Eerste Vijfjarige) en DTV (De Tweede Vijfjarige). De laatste is de voorloper van de nog steeds bestaande Amsterdamse topclub AW/DTV, die dus feitelijk met 121 jaar de oudste vereniging van Nederland is. Bovendien waren twee clubs van buiten Amsterdam bij de oprichting betrokken, namelijk Agilitas uit Weesp en ’t Doel uit Bussum. (Laatstgenoemde club is wellicht de achtergrond van de recente vondst van de bijgaande oude foto’s in het Gooi, EE).

Welke korfballers op deze foto, uit 1910, te zien zijn, is niet duidelijk. Gezien de achtergrond lijkt aannemelijk dat dit geen Amsterdamse club is. Het is bekend dat in 1910 de Hilversummer Openluchtclub Excelsior is opgericht. Omdat de foto in het Gooi is opgedoken, is het niet onwaarschijnlijk dat dit de eerste foto van Excelsior is. Te zien is dat in die tijd een strikte indeling op leeftijd niet mogelijk was. Ook is duidelijk dat de sportieve mode sinds 1907 sterk geëvolueerd was. Ook hier is de scheidsrechter het beste voorbeeld.

Deze bundeling van zeven jonge clubs op 2 juni 1903, slechts acht maanden na de primeur aan de Jan Luykenstraat was een huzarenstukje van de ambitieuze Nico Broekhuijsen. Je moet wel een grote optimist zijn om met 7 kleine verenigingen van leden die de sport niet kenden, die niet of nauwelijks volwassen waren, een landelijke bond op te zetten voor de beoefening van een spel, waarvoor op dat moment nog geen 250 mensen in Nederland gewonnen waren.

Was het niet te hoog gegrepen? Achteraf kunnen we allemaal zeggen: Integendeel. Juist omdat het geheel nog heel onevenwichtig was, omdat iedere ervaring ontbrak, omdat dit handjevol “oerkorfballers” nog zeer wispelturig was en snel geneigd was het bijltje erbij neer te gooien, juist daarom was het bestaan van een bond broodnodig. In die tijd fungeerde de bond – met Nico Broekhuijsen als eerste voorzitter – niet alleen als instituut voor de verdere ontwikkeling, maar ook als stabiliserende factor. Nico was de inspirator, de sterke motor in dit haastig ontworpen proefmodel.

Erik Eggers
oud korfbalmedewerker van De Volkskrant en archivaris van de AKC Blauw-Wit
eeggers@xs4all.nl

Verantwoording van deze tekst en foto’s:

  1. Veel wat in deze bijdrage is beschreven, is afkomstig uit het boek “Korfbal” door Hans Broers, Kluwer, 1969.
  2. De foto’s uit 1907 en 1910 zijn bereidwillig geschonken door de familie van Oostenrijk uit Laren.